Verklarende termen:

  • Ex post verevening: Zorgt ervoor dat zorgverzekeraars achteraf (gedeeltelijk) gecompenseerd worden voor verliezen op bepaalde zorgkosten.

 

  • Lumpsumregeling: Midden jaren ‘ 90 ingevoerd i.p.v de “ vergoeding- per-verrichting” . Per 2008 is de lumpsumregeling vervangen door intieel de DBC’s wat later DOT’s werden.

 

  • Een DBC: dit is een weergave van alle activiteiten en verrichtingen door een patiënt doorlopen in het ziekenhuis tijdens een vastgestelde periode. Met 4 codes ( zorgtype, zorgvraag, diagnose en behandeling) wordt beschreven met welke klacht en hoe de patiënt het ziekenhuis binnenkomt, welke diagnose er gesteld is en wat de voorgenomen behandeling is. Aan een groot deel van de DBC’s is door de NZa een tarief toegekend, dit is het A-segment. Het B-segment omvat de overige DBC’s en is ondelhandelbaar tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders. DBC’s in het B-segment hebben ten dele een vast tarief, het overige deel is onderhandelbaar.

 

  • DOT: DBC op weg naar transparantie is per januari 2012 ingegaan en is op een aantal punten aangepast t.o.v. de DBC systematiek. Zo sloot een DBC pas na 365 dagen, waar bijvoorbeeld een DOT voor klinische opname nu na 43 dagen na ontslag sluit en overgaat in een vervolg traject.

 

  • Benchmarking: het proces van (doorlopend) meten en vergelijken van de performance van een organisatie met andere marktpartijen om de organisatie te helpen haar operationele doelstellingen te bepalen.

 

  • Het honorariumdeel: bevat de kosten van het loon voor de artsen die een patiënt hebben behandeld. Dit zijn de loonkosten voor uw hoofdbehandelaar (de zogenoemde ‘poortspecialist’), en voor de ondersteunende medewerkers.

 

  • Het kostendeel: betreft de kosten voor het ziekenhuis. Bijvoorbeeld voor apparatuur, onderhoud of schoonmaak.

 

  • Het honorariumplafond: vastgesteld door de Nederlandse Zorg Autoriteit  (NZA) voor de ziekenhuizen zodat bekend is wat per jaar het plafond is voor de bij het ziekenhuis werkende vrijgevestigd medisch specialisten. Van dit plafond komt 80% ter beschikking van de vrijgevestigd specialisten in de instelling. De resterende 20% verdelen de raad van bestuur en de medisch specialisten in onderlinge onderhandelingen.

 

  • Productieplafond: hierbij is de omzet gemaximaliseerd. Als de instelling minder produceerd krijgt het minder betaald. Wordt er meer geproduceerd dan wordt dat NIET uitbetaald.

 

  • FTE : full-time equivalent. Hiermee wordt de omvang van een functie of de personeelssterkte uitgedrukt. De FTE’s aan formatie van dermatologen hoeft niet gelijk te zijn aan het aantal FTE’s honorarium. Het aantal benchmark FTE’s van een maatschap bepalen het honorariumaandeel in het ziekenhuis.  Maar er kan met minder specialisten harder gewerkt worden, waardoor het FTE’s honorarium wat hoger ligt. Bijvoorbeeld een maatschap heeft 2 FTE formatie, maar produceert voor 2.3 FTE honorarium. Dan wordt er dus door de maatschap meer geproduceerd dan de interne benchmark. In dat geval zou de betreffende maatschap boven het gemiddelde winstaandeel in het ziekenhuis zitten, wat een betere onderhandelingspositie kan opleveren binnen het collectief (voor die “overige” 20% van het honorariumplafond)